Column: Het floppen van ‘Bumperkleef’ moet de hele filmsector aan het hart gaan

De Nederlandse genrefilm is ten dode opgeschreven. Dat moet haast wel de conclusie zijn als je kijkt naar de teleurstellende bezoekcijfers van Bumperkleef, de nieuwe film van Lodewijk Crijns, die de Nederlandse filmcanon al eerder verrijkte met sterke films als de fake-documentaire Lap Rouge, Jezus is een Palestijn met enfant terrible Hans Teeuwen en de zwarte komedie Kankerlijers. En ook zijn nieuwe film Bumperkleef heeft alles in zich om een moderne klassieker te worden.

Nog even kort het verhaal. Bumperkleef, door Crijns zelf geschreven, gaat over Hans (Jeroen Spitzenberger), een wat arrogante veertiger die alles zelf wel denkt op te kunnen lossen. Samen met zijn vrouw (Anniek Pheifer) en twee jonge dochters rijdt hij in zijn enorme Volvo XC90 naar zijn ouders voor een plichtmatig familiebezoek. Maar Hans heeft haast en rijdt al snel 160 km/uur waar hij maar 100 mag. Tot hij een wit bestelbusje voor zich krijgt dat zich wel aan de snelheid houdt, maar waar hij niet langs kan. En dan begint de nachtmerrie pas echt. De man in het busje (Willem de Wolf) neemt namelijk op sadische wijze wraak op bumperklever Hans.

Enkele quotes uit de lovende recensies:

“Bumperkleef doet qua opzet denken aan Spielbergs doorbraakfilm Duel (1971). Het is bijzonder vakkundig gemaakte nederhorror.” aldus NRC Handelsblad.

“Lodewijk Crijns (Met grote blijdschap, Alleen maar nette mensen) steekt genrekoning Dick Maas naar de kroon” aldus de Telegraaf.

“De combinatie van hilariteit, fileleed en spanning werkt subliem.” aldus het AD.

En zelf schreef ik voor HP/De Tijd: “Crijns heeft met Bumperkleef een film gemaakt die zich kan meten met de beste genrefilms uit het buitenland”.

Ik durf te zeggen dat Lodewijk Crijns een van de grootste Nederlandse filmmakers van deze tijd is, ook al is hij voor het grote publiek nog steeds een onbekende naam. Maar Crijns hoort absoluut thuis in het rijtje Verhoeven – Koolhoven – Van Warmerdam.

Bumperkleef ging eind oktober ambieus uit in meer dan 70 kopieën. Maar meteen bij het uitbrengen ging het al mis. Bij het woord ‘genrefilm’ dacht de distributeur waarschijnlijk dat het publiek voor de film alleen in grote Pathé bioscopen als De Munt en Arena te vinden was. In de Cineville theaters was Bumperkleef – ondanks de lovende kritieken – volstrekt afwezig, op een enkel filmtheater als Het Ketelhuis na. Terwijl genrekenners als Jan Doense, Dick Maas en Martin Koolhoven op alle sociale platforms mensen opriepen om toch vooral naar deze film te gaan, bleven de zalen leeg. Na twee weken gooide de helft van de bioscopen Bumperkleef al uit de programmering. De andere helft hield nog even vol, maar verbande de film wel naar de stille momenten . En de Cineville theaters, toch de natuurlijke habitat voor veel films van Crijns, bleven hun deuren gesloten houden.

Waarom vond deze sublieme film over een uit de hand gelopen bumperkleefruzie zijn publiek niet? Bumperkleef trok ondanks het grote aantal kopieën nog geen 20.000 bezoekers. Hetzelfde gebeurde een paar jaar gelden ook met de heerlijke genrefilm De Poel. Die trouwens nog minder mensen de zalen in trok. 

Noem het de wet van Murphy. Bumperkleef is wat mij betreft het slachtoffer van een beroerd uitbrengbeleid, van slechte marketing (lees: geen) en van een gebrek aan liefde voor zowel het genre als voor Crijns zelf. Luister een keer naar het bevlogen interview dat Anna den Drijver met Crijns had voor de podcast Camera Loopt en je ziet tegen hoeveel beren hij heeft moet vechten om deze film te kunnen maken.

Bumperkleef is wat mij betreft de beste Nederlandse film van 2019. Met stip. En laten we nu als Nederlandse filmsector eens goed gaan nadenken wat er met het uitbrengen van deze instant klassieker allemaal is misgegaan. Zodat we bij een volgende (genre)film van deze fouten kunnen leren.

Bovenstaande column heb ik uitgesproken tijdens het Najaarsoverleg op 11 december 2019 in het Ketelhuis in Amsterdam.