Een overdosis aan filmfestivals

Voor de maandelijkse editorial in Cine pende ik wat neer over de filmfestivalisering: verzin een pakkend of zielig onderwerp, tik een paar eraan gelieerde films op de kop en voila, daar is weer een filmfestival. De vraag is of dat erg is of dat dit zorgt voor een enorme verrijking van het filmlandschap. Kortom: een pro en contra stuk.

Het is in november de maand van de Documentaire op Cine. Uiteraard hangt dat samen met het IDFA, het grootste en meest toonaangevende documentaire filmfestival ter wereld. Nico vraagt zich in de editorial van deze maand af hoe dat verder moet, met al die filmfestivals.

Waren vroeger filmfestivals hoogtepunten in het jaar waar je als filmliefhebber lang naar uit kon kijken, tegenwoordig kan de cinefiel bijna continu van festival naar festival hoppen. Maar de ‘festivalisering’ drukt ook een flinke wissel op het bioscoopklimaat in Nederland. Krijgen de wat lastige films nog wel een kans op een gewone release? Of moeten we blij zijn met elke aandacht voor film?

November is traditiegetrouw de maand van het IDFA, het grootste documentaire filmfestival ter wereld. Twee weken lang puilen Tuschinski en Pathé De Munt weer uit met drommen docu-fans die honderden films aan zich voorbij zien trekken. Maar november is ook de maand van het Leiden International Film Festival, gespecialiseerd in Amerikaanse indies. En komend weekend start op het Amsterdamse Westergasterrein het Da Bounce Urban Film Festival (DBUFF) met een selectie multiculturele en urban films. Terwijl we nog maar net het kersverse Amsterdamned Film Festival van ‘Mr. Horror’ Jan Doense én het animatiefilmfestival KLIK! – beide in Amsterdam – achter de kiezen hebben.

Voor elke doelgroep, minderheid of genre is er wel een filmfestival. En bestaat het nog niet, dan is er vast iemand die het een keer probeert. Festivals per regio (Camera Japan, CinemAsia, Cinéma Arabe, het Amsterdam Spanish Film Festival, het Turkse Rode Tulp Film Festival), festivals voor minderheden (DBUFF, Roze Filmdagen, International Queer and Migrant Film Festival) en talloze genre-festivals (Imagine, Cinekid, Go Short, Cinedans). We hebben zelfs twee (!) sportfilmfestivals in ons kleine landje: het Sportfilmfestival Rotterdam en het International Sports Film Festival Amsterdam.

De filmfestivalkalender is kortom overvol. En dan noem ik nog niet eens de talloze speciale evenementen, voorpremières, sneak previews, Q&A’s en filmnachten.

Deze ‘evenementisering’ is niet uniek voor film. Ook in de muziekwereld is het een oprukkend fenomeen. Liefhebbers zijn blijkbaar eerder te porren voor een unieke ervaring dan een kaartje te kopen voor een reguliere vertoning. Maar de vijver is niet onbeperkt. Veel films die op het Leiden Filmfestival draaien, waren vorige maand ook op het Parool Amsterdam Film Festival (PAFF) te zien. En de slotfilm in Leiden (The Birth of a Nation) is ook de openingsfilm van DBUFF.

Tegelijk hadden veel films het buiten deze festivals waarschijnlijk niet op eigen kracht gered in de bioscoop. In een tijd dat er elk jaar meer dan 400 films in première gaan, hebben films nauwelijks de tijd zichzelf te bewijzen. De nieuwe Richard Linklater, geroemd om Boyhood en zijn Before trilogie, draait maar in een paar zaaltjes. Maar de festivalscreenings van Everybody Wants Some! genereren veel buzz. De echte uitdaging voor filmtheaters en festivals is het vinden van een goede balans tussen reguliere en speciale programmering. Beide hebben sterke en zwakke kanten, maar ze kunnen niet zonder elkaar bestaan, wil je een goed film- en bioscoopklimaat houden.

Een festival moet bijzonder blijven en niet de norm. Als dat speciale gevoel verdwijnt, ben je de bioscoopbezoeker kwijt, met het enorme aanbod op Netflix en HBO als grote concurrent. En dat zou eeuwig zonde zijn, zeker met een prachtig en bijzonder festival als het IDFA voor de boeg.

Verschenen in Cine: http://cine.nl/editorial-overdosis-aan-filmfestivals/