Er is een docu gemaakt over Freek de Jonge, maar voor wie eigenlijk?

Regisseur Dennis Alink (29) heeft een documentaire gemaakt over zijn held Freek de Jonge. Aardig voor de kenners, maar of de film recht doet aan het werk van de cabaretier, daar zet onze filmrecensent vraagtekens achter.

In de jaren ’70 en ’80 stond de naam Freek de Jonge gelijk aan het geweten van links en progressief Nederland. Eerst in combinatie met Bram Vermeulen in de cabaretformatie Neerlands Hoop en vanaf 1980 met grote soloprogramma’s in de theaters. Met pijlsnel en messcherp cabaret, afgewisseld met geëngageerde popmuziek doorbrak Freek de Jonge in die tijd het gezapige cabaret dat vooral bestond uit luisterliedjes en literaire conferences.

Het eigenaardige is dat in de jaren erna zijn theaterprogramma’s steeds minder politiek werden, en juist meer de poëtische en verhalende kant opgingen. Maar door zijn vele tv-optredens in talkshows als DWDD en Pauw behield Freek in de ogen van de niet-theatergangers zijn imago van betweterige linkse man. Sterker: dat nam er juist enorme proporties door aan. Het is een hardnekkig beeld dat nauwelijks te doorbreken is. Freek de Jonge lijkt de mensheid wel in twee kampen te verdelen: of je bent een fel tegenstander, of je behoort tot een – slinkende groep – pleitbezorgers. En daar zal de documentaire die deze week onder de titel Freek in de filmtheaters uitgaat maar weinig in veranderen.

De nog jonge filmmaker Dennis Alink (29) maakte al eerder documentaires over regisseur George Sluizer (Sluizer Speaks) en over de popmuzikant Herman Brood (Unknown Brood). Zijn nieuwe film Freek ziet hij als het slotstuk van een trilogie over zijn eigen helden. Maar het thema ‘de dood’ is misschien nog een veel sterkere rode draad. De ernstig zieke Sluizer overleed nog voor de première van Sluizer Speaks en de zelfmoord van Herman Brood – hij sprong in 2001 van het dak van het Amsterdamse Hilton hotel – neemt in Unknown Brood een centrale rol in. Freek de Jonge wordt dit jaar 75, maar lijkt gezien zijn nog altijd enorme productiviteit de dood op zijn hielen te voelen. Alink begint Freek dan ook met een theatrale scène in zwartwit, waar De Jonge dood op een brancard ligt, klaar om ontleed te worden, terwijl op de achtergrond De Jonge’s eigen nummer ‘Doodsangst’ uit een oude transistor klinkt.

De boodschap is duidelijk: dit wordt een documentaire die niets minder wil dan doordringen tot de kern van Freek de Jonges ziel. Alink doet dit niet door zelf de interviewer uit te hangen, maar gebruikt hiervoor andere oude rotten in het vak als André van Duin en Herman Finkers die Freek semi-nonchalant vragen stellen over zijn carrière, zijn vakmanschap en zijn publiek. Maar de kloof tussen Freek en zijn collega-cabaretiers wordt door de wat oppervlakkige gesprekken niet echt kleiner. Zeker met Van Duin is het alsof er twee planeten ongericht langs elkaar heen schieten. Zelfs de camera verliest hierbij continu hinderlijk de focus. Bij Finkers gaat het al wat beter, maar het blijft aanvoelen als een wat ongemakkelijke kunstgreep. Ook de zus van Freek komt niet echt dichter tot de ziel van haar broer.

Daarnaast moet je wel een echte insider zijn, wil je alle mensen in de film herkennen. Regisseur Dennis Alink heeft bewust alle namen weggehaald, zodat je maar moet raden wie Freeks zus is of wie precies Freek laat rondneuzen in de spullen van de in 2004 overleden Bram Vermeulen. Ook de cabaretkenner Jacques Klöters wordt zonder naam of titel opgevoerd. Wat in zijn geval misschien maar het beste is, want Klöters heeft met zijn optreden hier werkelijk alle geloofwaardigheid verloren. Als ze in een archief kijken naar een optreden van Neerlands Hoop waar Bram en Freek het prachtige en als kleinkunstklassieker bekend staande lied ’t is veel beter zo zingen, is het enige dat de cabaretgoeroe weet uit te brengen: “Zeiklied!” Freek stamelt er nog wat achteraan, maar de sfeer van het gesprek is onherstelbaar verpest.

De vraag is voor wie Freek nu eigenlijk bedoeld is. Ondanks Alinks pretentie om de volledige sturing van de film in handen te hebben, glipt De Jonge – op een paar kleine momenten na – als een gladde aal steeds weg uit de handen van de filmmaker. Het lijkt ook een onmacht van Freek te zijn, die van zichzelf weet dat hij op het podium persoonlijker kan zijn dan buiten het theater. Ook de structuur van Freek, met veel scènes die als los zand aan elkaar hangen, maken de film vaak niet meer dan een interessant curiosum, zonder dat je er als kijker veel wijzer van wordt.

Voor de kijkers die hem alleen van tv kennen, bevat de film te weinig overzicht en perspectief van Freeks rijke theatercarrière. En de kenners van zijn werk zullen vooral veel oude wijn in nieuwe zakken voorbij zien komen. Van de opzet van de documentaire, het ontleden van Freeks ziel en motivatie, komt weinig terecht. De poging van Alink verdient respect maar Freek de Jonge verdient duidelijk meer dan dat.

Hier de link naar het originele stuk: https://www.hpdetijd.nl/2019-06-27/er-is-een-docu-gemaakt-over-freek-de-jonge-maar-voor-wie-eigenlijk/