Gayfilms als Supernova zijn nog te veel een uitzondering

Gayfilms als Supernova, waarin homoseksualiteit niet het centrale thema vormt, zijn nog te veel een uitzondering, aldus filmjournalist Nico van den Berg. Al wordt het wel hoog tijd dat gay acteurs een keer zelf de hoofdrol mogen spelen in een van ‘hun eigen’ verhalen. “Ongelooflijk, maar waar: nog nooit won een openlijk homoseksuele acteur een Oscar.”

Op het eerste gezicht lijkt het aanbod aan bioscoopfilms met een gay karakter of verhaallijn op dit moment prima in orde. Na het einde van de lockdown hebben vooral distributeurs Arti Film en Cinemien (tegenwoordig eigendom van OUTtv) hun plank met lhbtq-films afgestoft en bij een aantal filmtheaters de zalen in geslingerd. Het zijn vaak films over een moeizame coming-out in een conservatieve familie, of juist over een ongecompliceerde zomerliefde. Heel soms zijn er ook films over trans personen, maar die verworden helaas in veel gevallen tot niet veel meer dan een activistisch pamflet. 

Natuurlijk, ook dit soort films moet gemaakt en vertoond worden, maar bij de net genoemde distributeurs voelt het vaak als een invuloefening voor hun lhbtq-hoekje. Terwijl we in deze tijd toch ook vooral af willen van het hokjesdenken. Queer verhaallijnen zouden in elke film en bij elke filmstudio en distributeur een kans moeten krijgen, zonder dat er direct een lhbtq-label aan wordt gehangen.

Supernova

Deze maand gaan er maar liefst twee films in de Nederlandse bioscoop in première die zich niets aantrekken van de net genoemde stereotypen die vaak rond gayfilms hangen: Supernova, van de Britse regisseur Harry Macqueen en Falling, het regiedebuut van Hollywoodacteur Viggo Mortensen.

Van de twee is Supernova met stip de betere film. Niet alleen omdat hoofdrolspelers Colin Firth en Stanley Tucci een geweldige acteerprestatie neerzetten als mannenkoppel dat al tientallen jaren bij elkaar is, maar vooral omdat hun homoseksualiteit geen belangrijk thema vormt. Het is toevallig een mannenstel, maar het had ook een heteropaar kunnen zijn. En ja, natuurlijk hebben films over transfobie, uit de kast moeten komen of juist over een zomerflirt met veel blote lijven ook bestaansrecht. Maar films als Supernova, waarin het universele thema wordt behandeld van een man wiens partner langzaam dementeert, zijn nog te veel een uitzondering.

Falling

Hetzelfde valt te zeggen over Falling, waarin waar Viggo Mortensen de pijnlijke verhouding tussen een oerconservatieve vader en zijn homoseksuele zoon laat zien. Maar het doel van Mortensen is niet om wat anti-gay clichés op het witte doek te gooien. Nee, de zoon, inmiddels lang en gelukkig getrouwd met een man, is de woede voorbij. Zijn vader heeft door zijn agressieve gedrag zowel het leven van zijn zoon als zijn vrouw flink ontwricht. Maar de zoon, mooi ingehouden gespeeld door Mortensen zelf, koestert geen wrok.

Falling is, ondanks de anti-homoscheldwoorden die de vader er continu uitgooit, geen politiek statement tegen bekrompen denken, integendeel. Het is juist een intens persoonlijk drama over hoe groot de kloof tussen generaties soms kan zijn.

Rond dit soort films, waarin de hoofdrollen worden gespeeld door bekende heteroseksuele Hollywoodnamen als Mortensen, Firth en Tucci, ontstaat steeds vaker discussie of dit soort rollen niet door homo- of biseksuele acteurs zou moeten worden gespeeld. Het lijkt een wat vreemde gedachte, totdat je beseft dat er nog nooit een openlijk homoseksuele acteur een Oscar heeft gekregen. Uit een aantal activistische kringen komt dan ook de oproep om gay personages in films enkel door gay acteurs te laten spelen.

Recht op een rol

Wie Supernova ziet, zal diep onder de indruk zijn van de manier waarop Tucci en Firth hun homoseksuele personages neerzetten. Tucci deed dat al eerder – op een zeer luchtige manier – in The Devil Wears Prada, en Colin Firth deed dat in het prachtige A Single Man. Wanneer ze over hun rol in Supernova worden geïnterviewd, blijkt dat ze zich zeer bewust zijn van de zojuist genoemde discussie.

Firth zegt in het Britse lhbtq-blad Attitude: “Het is iets dat ik zeer serieus neem en ik heb er goed over nagedacht voordat ik de rol aannam. (…) Ik voel niet dat ik het recht heb om dit personage te spelen. (…) Ik hoop alleen dat wanneer ik voldoende empathisch en aandachtig ben, dat er iets echts ontstaat wat je publiek weet te raken. Het is dan aan de kijkers om te beslissen of je het recht had dit te doen of niet.”

Tucci benadrukt vooral het conservatieve karakter van de filmwereld. “Elke acteur zou iedere gewenste rol moeten kunnen spelen – dat is de essentie van acteren. (…) Misschien komen we ooit op dit punt, al denk ik niet dat ik dat nog mee ga maken. En dat is tragisch.”

Viggo Mortensen laat weer een andere kant horen. Voor Falling, dat hij zelf schreef en regisseerde, castte hij zichzelf – een hetero man – als de homoseksuele hoofdpersoon. Mortensen benadrukt dat je het soms niet weet van acteurs en dat je ze ook niet moet dwingen om hun seksuele voorkeur uit te spreken. “Ik denk dat het goed is dat dit onderwerp van gesprek is. (…) Is Terry Chen, die mijn man speelt in de film, homoseksueel? Het antwoord is: ik weet het niet, ik heb nooit de behoefte gehad het hem of een andere acteur tijdens het casten te vragen.”

Door zich hierover uit te spreken, laten de drie mannen in elk geval zien zich bewust te zijn van de nog altijd bestaande ongelijkheid in de filmwereld, maar een pasklaar antwoord hebben zij niet. Tot die tijd is het hopen dat zij bijzondere films als Supernova en Falling blijven maken, die  – door homoseksualiteit niet te problematiseren – misschien wel meer impact hebben dan de talloze ‘probleemfilms’.

Origineel: https://winq.nl/articles/232633/supernova-gayfilm/