Le procés Goldman – recensie

Hoe kan een film uit 2023 over een Franse rechtszaak uit 1976 actueel zijn? Regisseur Cédric Kahn lukt het in Le procés Goldman moeiteloos, wanneer hij met thema’s als activisme, antisemitisme en racisme ook de kijker van nu een spiegel voorhoudt.

De gelauwerde Franse filmmaker Cédric Kahn maakte met Le procés Goldman zijn beste film tot nu toe. Geraffineerd en minutieus pelt hij in twee uur laag voor laag het waargebeurde proces uit 1976 af, waarbij de Joodse revolutionair Pierre Goldman werd beschuldigd van een reeks gewapende overvallen waarbij ook twee mensen om het leven kwamen. Kahn baseerde het script onder meer op de rechtbankverslagen en de berichtgeving toentertijd in de media. De zaak zette in de jaren ’70 Frankrijk namelijk flink op zijn kop. In een eerder proces was Goldman al tot levenslang veroordeeld. Die rechtszaak was vooral feitelijk en zonder veel maatschappelijke impact. Dat veranderde toen Goldman in de gevangenis een boek schreef waarbij hij zijn zaak een politieke lading gaf. En met succes. Parijs was in die tijd het revolutionaire centrum van de wereld, en in korte tijd werd Goldmans boek opgepikt en geprezen door geëngageerde en in linkse kringen zeer invloedrijke schrijvers als Simone Signoret en Jean-Paul Sartre. Na forse maatschappelijke druk en ‘nieuw’ bewijs startte in 1976 een nieuw proces over de inmiddels roemruchte zaak. En ditmaal zat de zaal vol met links-activistische sympathisanten die de complotverhalen en samenzweringstheorieën die Goldman de rechtbank in slingerde voor zoete koek slikten. 

Rechtbankdrama’s zijn vooral voor Hollywood een populair genre. Het Amerikaanse rechtssysteem waar een jury’s door advocaten en aanklagers flink op hun emotie wordt aangesproken, is dan ook een perfecte setting voor dramatisch vuurwerk. In de Franse rechtszaal gaat het er zonder jury een stuk rustiger en formeler aan toe. Toch zorgt Kahn ervoor dat je twee uur lang op het puntje van je stoel zit wanneer Pierre Goldman (meesterlijk gespeeld door Arieh Worthalter) voor verbaal vuurwerk zorgt, met uitspraken als: “Alle getuigen zijn racistisch fascistisch en antisemitisch!” en oreert over ‘samenzweringen bij de politie’.

Dat er bij de politie fouten zijn gemaakt, en dat er soms vanuit een tunnelvisie door de aanklager naar de zaak is gekeken, wordt al snel duidelijker. Maart veel interessanter is de Joodse kaart die Goldman uitgebreid trekt. Als zoon van Joodse verzetsstrijders ziet hij het Franse establishment nog altijd als een plek waar geen ruimte is voor een Joodse identiteit en waar hij de Franse politie onbesneden beschuldigt van Jodenhaat. Maar Goldman lijkt soms ook schizofreen te zijn, wanneer hij een lang verhaal over de tragedie van de Oost-Europese Joden laat volgen door enkele xenofobe en antisemitische uitspraken die hij zelf doet en die door zijn activistische aanhangers met instemmend gejoel worden verwelkomd. Zie daar een thema dat nu ook actueel is. Ook in de huidige protestbewegingen, of het nu gaat over klimaat, Gaza of inclusiviteit, zijn er felle discussies over al dan niet vermeend antisemitisme.

Worthalter laat op indrukwekkende wijze zien hoe hij als tierende Goldman zijn advocaten tot wanhoop drijft en tegelijk als een ware demagoog grote groepen mensen achter zich weet te krijgen. Het laat zien hoe dun de scheidslijn is tussen volksmennerij en staat voor een oprecht ideaal. Met deze vraag laat Kahn de kijker na afloop verbluft achter, wanneer we na het vellen van het vonnis eindelijk de rechtszaal verlaten. De nasleep ervan is minstens even bizar als het rechtbankdrama zelf, zo valt te lezen in een paar regels die Kahn ons vlak voor de aftiteling laat zien. Geschiedenis blijft vaak vreemder dan fictie.